Tenminste een kwart van alle accountantsorganisaties (met of zonder wettelijke vergunning) schiet nog steeds tekort in het bieden van voldoende kwaliteit, lazen we onlangs op accountant.nl.
Alhoewel er sprake is van een lichte verbetering, riep NBA-voorzitter Marco van der Vegte op tot versnelling. Over twee jaar moet de score honderd procent zijn, meent de NBA. Maar hoe weten we zeker dat het toezicht op accountantsorganisaties adequaat is?
Decennialang mochten accountants het eigen huis op orde houden. Bij mogelijke misstanden trad de beroepsorganisatie naar voren ’tot behoud van de eer van de stand van het beroep’, zoals het zo prachtig heette. Beunhazen kregen een tuchtklacht aan hun broek en werden zo nodig uit het register geschrapt.
Met de invoering van de Wta kwam daar een nieuwe toezichthouder bij. Alhoewel de AFM bij alle accountantsorganisaties met een wettelijke controlevergunning op de deur mag kloppen, spitst de controle zich al jaren toe op de vier grootste kantoren. Dat leidde zeker in de beginjaren tot een dramatisch beeld: de kwaliteit van de oob-kantoren was allerbelabberdst. Vreemd genoeg heeft dat – in onze waarneming – nooit geleid tot een fundamentele zelfreflectie bij de NBA. Hoe kon het zijn dat de beroepsorganisatie nooit zelf heeft gesignaleerd dat de kwaliteit achteruit holde en was er een buitenstaander voor nodig om de rode vlag te hijsen?
Accountants zouden als eerste moeten weten dat het maatschappelijk ongewenst is dat slagers hun eigen vlees keuren. Het bepaalt juist het bestaansrecht van een controlerend accountant dat het maatschappelijk verkeer pas achterover leunt, wanneer er zekerheid en vertrouwen bestaat dat een externe deskundige naar de boeken heeft gekeken. De veel scherpere conclusies die de AFM trok over het functioneren van accountants dan de beroepsorganisatie zelf in een eeuw tijd ooit voor elkaar kreeg, bevestigt dit alleen maar.
Het liefst zouden we als sector daarom moeten willen dat de AFM veel breder kijkt dan alleen naar de grote vier en tenminste actief toezicht houdt op alle kantoren in het wettelijke controledomein. Op een sporadische steekproef na laat de AFM dat over aan de Raad voor Toezicht van de NBA en de SRA, waarmee de toezichthouder een aparte overeenkomst heeft gesloten. Je zou het een soort horizontaal toezicht kunnen noemen.
Met name de rol van de SRA is opvallend. Op het eerste oog presenteert die zich vooral als een service-organisatie voor aangesloten kantoren, met een zeer breed palet aan dienstverlening om de kwaliteit en bedrijfsvoering te verbeteren. Het kost meer moeite om informatie te vinden over de rol van de SRA als toezichthouder. “Het zijn ervaren toetsers die ‘streng doch rechtvaardig’ toetsen. Daarbij wordt het coachende aspect, dat bij onze vereniging past, niet uit het oog verloren”, omschrijft de SRA de eigen werkwijze. Met als opvallende verschil ten opzichte van de AFM (en de Raad voor Toezicht) dat ook bij tekortkomingen de SRA alles in huis heeft om de kwaliteit weer op orde te krijgen. Het doet wat denken aan het oude one stop shopping-model waarin je als klant na het gesprek met een kritische accountant gelukkig bij zijn adviescollega’s terecht kon om alle geconstateerde euvels meteen te verhelpen.
Op zich zegt dit nog niets. Toch is het interessant om ook eens naar de cijfers te kijken. Alhoewel de RvT en de SRA samen optrekken in het publiceren van de toetsingsresultaten bestaan er tussen beide opvallende verschillen. Bij de Wta-vergunninghouders constateerde de RvT in 2017 dat 73 procent van de kantoren op belangrijke onderdelen niet aan de eisen voldeed. Bij de SRA was dat bijna spiegelbeeldig: maar liefst tachtig procent had het prima voor elkaar en slechts twintig procent niet. Ook bij de hertoetsingen doen de SRA-kantoren het opvallend beter: 96 procent slaagde voor het herexamen, terwijl dat bij de RvT niet meer dan de helft was. Bij de niet-Wta vergunninghouders ziet het er voor de SRA-achterban nog zonniger uit: 86 procent voldeed bij de eerste toetsing en de kantoren met een hertoetsing scoorden een prachtige honderd procent. Alhoewel bij de RvT 71 procent van de niet-Wta kantoren voldeden, was de hertoetsing allesbehalve een gelopen race. Bijna de helft van de kantoren bleek ook na een hertoetsing onder de maat.
Het kan natuurlijk zo zijn dat bij de SRA inderdaad alleen maar kanjers zijn aangesloten en de kneusjes bij de RvT belanden. Toch voelt het niet goed aan. Het levert een ongemakkelijke spagaat op dat de SRA zich enerzijds inspant om meer kantoren te werven en tegelijkertijd als kritische toezichthouder op diezelfde leden functioneert. Bovendien roept een SRA-kantoor dat aanhoudend voor een toetsing zakt de vraag op wat er mis is gegaan bij de accreditatie. Wij zien nergens informatie over kantoren die verplicht werden om het SRA-bordje bij de deur te verwijderen. Of hoort dat bij de ‘coachende’ toezichtstijl waardoor ieder lid binnenboord wordt gehouden?
Dat de AFM erop vertrouwt dat de SRA degelijk toezicht op de eigen leden houdt, kan een reden zijn om de SRA het voordeel van de twijfel te gunnen. Maar juist in een tijd dat er “veel maatschappelijk ongeduld rondom de kwaliteit van het accountantswerk bestaat”, zoals Marco van der Vegte terecht opmerkt, moet bij het toezicht op die kwaliteit iedere twijfel voorkomen worden dat dit niet kritisch, onafhankelijk en deskundig zou gebeuren. Met het ambitieuze streven van de beroepsgroep dat over enkele jaren honderd procent van alle accountantsorganisaties aan de kwaliteitseisen voldoet, dient het volledig uitgesloten te zijn dat bij de ‘collegiale’ toetsing van minder goed functionerende accountants de lat wat lager komt te liggen.
Toezicht en controle maken onderdeel uit van het multidisciplinaire verdienmodel van de SRA. Dat maakt het kwetsbaar voor kritiek en maatschappelijke scepsis. De SRA zou dit voor kunnen zijn door het toezicht over te laten aan AFM en de RvT van de NBA. Wanneer de SRA vast blijft houden aan toetsing binnen eigen kring, wordt het beeld versterkt dat dit allemaal wat soepeler verloopt dan wanneer een echt onafhankelijke keurmeester zich meldt. Dat moeten we ook als sector niet willen.
Wat ons betreft brengen we toetsers van de RvT en de SRA daarom samen in een apart orgaan, dat echt op afstand staat en een volstrekt onafhankelijke controle van de kwaliteit van accountantsorganisaties borgt. Dat is de beste manier om het maatschappelijk verkeer te overtuigen dat we er over enkele jaren echt in geslaagd zijn om alle accountantskantoren op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen.
Deze column is geschreven door Marco Moling en Guus Ham, respectievelijk de voorzitter en de directeur van de vereniging Novak voor de website Accountant.nl.
Wilt u reageren op deze column of bent u benieuwd naar de reacties van uw collega’s? Ga dan naar de website Accountant.nl.