De afgelopen tijd kreeg ik meerdere vragen over ingangsdata van (oude) lijfrenten/ stamrechten, al dan niet in eigen beheer, in combinatie met de duur. Dit is uiteraard van belang voor behoud van het fiscale regime in de uitkeringsfase. Waarbij naast progressieve heffing over de waarde ook de revisierente van 20% speelt als niet aan de regels wordt voldaan.
De ingangsdatum en/of duur is vooral afhankelijk van de periode waarin de lijfrente is aangegaan, lees de koopsom/premie(s) betaald is. Dat betekent dat de regels in de uitkeringsfase altijd worden bepaald door de regels ten tijde van koopsom/premiebetaling.
Voor 1992
Voor 1992 golden er nauwelijks regels. Dus geen uiterste ingangsdatum en een tijdelijke uitkering moest alleen voldoen aan het zogenaamde 1%-criterium. Daarnaast was er geen beperking qua gerechtigden. Een lijfrente kon zodoende door de verzekeringsnemer worden toebedeeld aan bijvoorbeeld de studerende kinderen. De ontvanger betaalde dan de belasting daarover.
1992 – 2001
Vanaf 1992 tot 2001 werd de tijdelijke lijfrente als zodanig geïntroduceerd als overbruggingslijfrente tot AOW-datum en als tijdelijke oudedagslijfrente vanaf AOW-datum en moest minimaal 5 jaar duren. Beide met maximale uitkeringen qua hoogte. Deze bedragen zijn anno 2024 € 63.288 respectievelijk € 26.462. Voor de overbruggingslijfrente geldt overigens geen 1%-criterium meer. Daarnaast kon een lijfrente alleen toekomen aan de premiebetaler zelf (behoudens uiteraard een nabestaandenlijfrente voor de partner).
2001 – 2006
Vanaf 2001 moest een lijfrente uiterlijk ingaan vanaf 5 jaar na de AOW-leeftijd, toen 65 + 5 = 70 jaar, inmiddels is dat 72 jaar.
2006-heden
Vanaf 2006 kan er vervolgens geen overbruggingslijfrente meer worden aangegaan. Toen werd in immers de VUT en Prepensioen afgeschaft, dus fiscale voorzieningen voor ‘vroegpensioen’ konden niet meer. De opgebouwde (premievrije) waarde mag dus nog wel worden gebruikt voor een overbruggingslijfrente.
2008-heden; bancair
In 2008 kwamen banken en beleggingsinstellingen erbij als aanbieders. Omdat dit geen verzekeraars zijn, werd de minimale duur van een levenslange lijfrente op 20 jaar gesteld (vanaf AOW-leeftijd). Als de uitkering voor de AOW-leeftijd ingaat, moet deze 20 jaar + dat aantal jaren duren. Als de uitkering later ingaat dan de AOW-leeftijd hoeft de uitkering sinds 1 juli 2024 nog maar 20 jaar minus dit aantal jaren te duren.
2014-heden
Omdat vanaf 2013 de AOW en vanaf 2014 de werkgeverspensioenleeftijd is verhoogd, mag het – wederom premievrije – opgebouwde kapitaal nog voor een tijdelijke oudedagslijfrente vanaf 65 jaar gebruikt. Daarna is de eigen AOW-datum bepalend.
Gouden handdruk-stamrecht
Voor een lijfrente met de eigen BV, voortkomend uit omzetting van de stakingswinst en/of fiscale oudedagslijfrente bij de inbreng van de IB-onderneming in en BV, en vaak stamrechten genoemd, geldt hetzelfde. Voor een loonbelasting-stamrecht, voortkomend uit een gouden handdruk, gelden sinds 2014 echter geen ‘regels’ meer. Geheel of gedeeltelijke afkoop mag zodoende, zonder revisierente.
Omzetten
Een lijfrente kan normaliter altijd omgezet in een ‘nieuwerwetsere’ lijfrente en/of uitgesteld als oude lijfrente, binnen de mogelijkheden uiteraard. Bijna altijd levert behoud van het oude regime meer vrijheden op. Omzetting in een bancaire lijfrente, die bestaan vanaf 2008, betekent wel altijd toepassing van het nieuwe bancaire regime. Een overbruggingslijfrente kan dan niet meer, deze zijn immers voor 2008 al afgeschaft. Wel kan een lijfrente vanuit een eigen BV naar een bancaire lijfrente worden afgestort, waarna bij ingang bij een verzekeraar alsnog een overbruggingslijfrente kan worden aangekocht. Goede vastlegging ter behoud van een oud regime is hierbij aan te bevelen.
Het voordeel van een bancaire lijfrente is uiteraard dat deze bij overlijden altijd vererft, zowel voor als na ingang. Een verzekerde lijfrente ‘vervalt’ daarentegen, behoudens overgang op bijvoorbeeld de partner.
Civiele overeenkomst is leading
Ondanks de fiscale mogelijkheden is altijd wel de overeenkomst bepalend. Als daar 65 jaar in staat, dan geldt die leeftijd. Omzetting kan vaak, maar dat moet wél vastgelegd dan. Als dus een loonbelasting-stamrecht op 65 jaar niet wordt omgezet in periodieke uitkeringen, wordt deze geacht afgekocht te zijn, met progressieve heffing over het hele bedrag ineens. Terwijl een spreiding in uitkeringen een lager tarief kan opleveren. Revisierente is nooit meer verschuldigd bij de ‘gouden-handdruk’-stamrechten (bij gewone lijfrenten wel!).
Spelen
Met een lijfrente kan al met al prima ‘fiscaal gespeeld’ worden vanuit fiscale en financiële planning! De regels goed kennen én toepassen is wel een essentieel vereiste!
Wilt u meer weten over dit onderwerp of kan ik u helpen met bovenstaande?
Neem dan contact op met &Gommer Pensions Group 013 207 0052 of kijk op : www.gommerpensions.nl
Theo Gommer, telefoon: 013-2070052/06-51449524
E-mail: theogommer@gommerpensions.nl
Website: www.gommerpensions.nl