Pensioen krijgt bij een overgang van onderneming niet altijd de aandacht die het verdient. Denk hierbij bijv. aan de vraag of de over te nemen onderneming mogelijk onder een verplichtgesteld pensioenfonds valt, de pensioenpremies niet (volledig) zijn afgedragen, of er individuele pensioendiscussies spelen met een werknemer. Maar wat als pensioen in principe wél de vereiste aandacht krijgt, maar de vastlegging vervolgens te wensen over laat? Gerechtshof Den Haag heeft zich over deze vraag recent uitgelaten.[1]
Feiten en omstandigheden
Wat was er aan de hand? Werknemer was in dienst bij een stichting. Onderdeel van de arbeidsvoorwaarden was een pensioenregeling. Deze pensioenregeling kende een voorwaardelijke toeslagregeling. Onderdeel van deze regeling was dat de werkgever jaarlijks besloot in hoeverre de aanspraken werden geïndexeerd. De onderneming wordt door middel van een aandelenoverdracht verkocht. In de koopovereenkomst tussen de verkoper en koper is een bepaling opgenomen omtrent toeslagverlening over de pensioenen van de werknemers. De inhoud hiervan luidt als volgt:
“Koper en de Vennootschap verbinden zich onherroepelijk, jegens Verkoper en – als derdenbeding – jegens ieder van de Werknemers, ervoor zorg te dragen dat de huidige pensioenen van de Werknemers jaarlijks geïndexeerd zullen worden met de CPI Afgeleid met een maximum van 3 (drie) procent. (…)”
Ook in de intentieovereenkomst is over de pensioenregeling gesproken, net als in de nieuwe arbeidsovereenkomsten (verwijzing naar de pensioenregeling van verkoper).
Argumenten werknemer
De werknemer stelt zich op het standpunt dat de bepaling in de overnameovereenkomst uitgelegd moet worden aan de hand van de cao-norm, omdat de werknemers geen partij zijn bij deze overeenkomst, niet betrokken zijn geweest bij de onderhandelingen, noch bij het opstellen van de tekst. De koper wist op grond van de uitgevoerde due dilligence dat de pensioenregeling van de verkoper een voorwaardelijke toeslagregeling kende en toch werd in de overnameovereenkomst voor deze bepaling gekozen. Op grond van de tekst van de overnameovereenkomst moet de conclusie zijn dat de toeslagregeling onvoorwaardelijk is geworden.
Argumenten koper
De koper stelt zich op het standpunt dat de overnameovereenkomst uitgelegd moet worden aan de hand van Haviltex-norm. De bedoeling van partijen was om de bestaande voorwaardelijke toeslagverlening te bevestigen en niet om deze te wijzigen. De financiële gevolgen van de wijziging van een voorwaardelijke naar een onvoorwaardelijke toeslagregeling staan niet in verhouding met de koopprijs.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer afgewezen, door aan de hand van de Haviltex-norm de toeslagregeling in de overnameovereenkomst uit te leggen. Het was bij de overname niet de bedoeling om de toeslagregeling te wijzigen van voorwaardelijk naar onvoorwaardelijk.
Overwegingen Gerechtshof
Partijen zijn het eens dat er vóór de overname sprake was van een voorwaardelijke toeslagregeling. Nu sprake is van een derdenbeding in de verkoopovereenkomst, onderscheidt dit beding zich van een cao of een sociaal plan. Doel van een dergelijke bepaling is in de regel en de aard van de zaak bedoeld om de rechten van de betrokken werknemers te beschermen en niet om hun bestaande rechten aanzienlijk uit te breiden. Verder is van belang dat de werknemer betrokken is geweest bij het onderhandelen over en opstellen van het beding, vanuit zijn rol als secretaris van het bestuur van de overgenomen stichting.
Het Gerechtshof is het met de werknemer eens dat een zuivere toepassing van de cao-norm tot de door hem overwogen uitleg van de bepaling moet leiden. De gekozen woorden zijn niet voor tweeërlei uitlegbaar. Door echter geen rekening te houden met de bedoeling van partijen kan de situatie ontstaan dat de betrokken werknemer aanspraak kan maken op een onvoorwaardelijke toeslagregeling, terwijl dit niet de bedoeling van koper en verkoper is geweest. Temeer als naar artikel 7:662 ev. BW wordt gekeken, waarin het uitgangspunt is dat de overgenomen werknemers qua pensioen houden wat ze hadden bij een overgang van onderneming, danwel het aanbod van de pensioenregeling krijgen van de overnemende partij. In beide situaties is géén sprake van een onvoorwaardelijke toeslagregeling.
Om die reden acht het Gerechtshof het onjuist om zuiver naar de taalkundige betekenis van de bepaling te kijken. Bij de uitleg van de bepaling moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden zijn volgens het Gerechtshof de tekst van het beding – de betrokkenheid van adviseurs – de omvang van de financiële verplichting van de onvoorwaardelijke toeslagregeling afgezet tegen de overnameprijs – het ontbreken van overleg over deze omvangrijke verplichting – de in de intentieovereenkomst uitgesproken intentie om een consistente toeslagregeling aan te bieden – de in de nieuwe arbeidsovereenkomst opgenomen vermelding dat de bestaande pensioenregeling wordt voortgezet – de plaats van het derdenbeding onder de overgangsbepalingen van de overnameovereenkomst en de visie van AEGON en NLG Pensioenservices op het beding.
Deze omstandigheden wegende komt het Gerechtshof tot het oordeel dat géén sprake is van een wijziging van de voorwaardelijke toeslagregeling in een onvoorwaardelijke toeslagregeling. De werknemer vangt derhalve niet alleen bij de kantonrechter, maar nu ook bij het Gerechtshof bot. Dit ondanks dat het Gerechtshof een aantal argumenten van de werknemer wél meeneemt in de afweging voor de uitleg van het beding.
Conclusie
De letterlijke tekst is bij een derdenbeding, op grond van dit oordeel van het Gerechtshof niet doorslaggevend. Álle feiten en omstandigheden, gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moeten meegenomen worden bij de uitleg van een dergelijk beding. In deze situatie leidt dit ertoe dat het beding wordt uitgelegd in het voordeel van de kopende partij.
In deze kwestie is de pensioenregeling van de verkopende partij onderwerp van gesprek geweest bij de onderhandelingen tussen koper en verkoper. Ook is er voor gekozen om specifieke bepalingen in de intentie-, nieuwe arbeids- én overnameovereenkomst hierover op te nemen. Echter, in zo’n vorm dat de betrokken derden, in dit geval de werknemers, van mening zijn dat hun toeslagregeling is gewijzigd van een voorwaardelijke naar een onvoorwaardelijke regeling.
Het is dus ook niet alleen van belang om pensioen díe aandacht te geven bij een overgang van onderneming, danwel verkoop van onderneming, die het verdient, maar ook de gemaakte afspraken eenduidig, duidelijk én tijdig vast te leggen. Dit niet alleen in de afspraken tussen koper en verkoper, maar ook richting de betrokken werknemers.
Uiteraard kan Gommer Advocaten bij een dergelijk traject van dienst zijn. We hebben hiervoor een gepast aanbod. Wil je meer weten, neem dan contact op met Gommer Advocaten, mr Linda Evers MPLA CIL, bereikbaar via 013 – 50 70 740 of lindaevers@gommeradvocaten.nl.
[1] Gerechtshof Den Haag, 23 juli 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1357